en de leerstof was facultatief en werd dus per school vastgesteld
evenals de salarissen van de leerkrachten. Bovendien ontbrak
ten centraal eindexamen. Ondanks de nodige tegenstand in
de Tweede Kamer werd de Wet op het Middelbaar Onderwijs
aangenomen en trad zij op 1 juli 1863 in werking.
De uitvoering van deze onderwijswet moest gecontroleerd
worden door inspecteurs. Voor Limburg waren in de tweede
helft van de negentiende eeuw achtereenvolgens verant-
woordelijk: dr. J. Bosscha, van 1863 tot 1873, dr. M. Salverda,
1873-
De goddeloze Rijks-
1854 geopend en hadden alle een vijfjarige cursus. Rijksscholen
kwamen er in Groningen en Roermond; gemeentelijke in een
zevental andere plaatsen, waaronder Maastricht. Het gemeente-
bestuur van die stad had de voorkeur gegeven aan de stichting
van een gemeentelijke boven een Rijks-
opleiding der jeugd dan minder gevaar zou lopen. In plaats
van Maastricht kreeg nu Roermond de eerste Limburgse Rijks-
HBS. Net als in Maastricht waren de Roermondse katholieken,
onder leiding van de bisschop, zeer verbolgen over de vestiging
van een ‘goddeloze’ Rijks-
campagne op gang onder het katholieke volksdeel tegen deze
scholen. De katholieken hadden de totstandkoming van de wet
aanvankelijk nog van harte ondersteund, terwijl de orthodox-
protestanten zich van meet af aan gereserveerd opstelden. Al
snel vormden ze één confessioneel front tegen het middelbare
onderwijs. Katholieke kamerleden en journalisten beschuldigden
de mo-
vrijzinnigheid in geloofszaken en wetenschappelijke rationaliteit
gepropageerd werd. Een wetenschappelijk modernisme als het
Darwinisme stond zelfs lijnrecht tegenover de geloofsleer.
De nadruk die in de HBS gelegd word op onderwijs in de
natuurwetenschappen ondermijnde het geloof. Volgens de
parlementaire leider der katholieken, H.J.A.M. Schaepman,
bracht de middelbare school ‘niets dan intellectuele en morele ruïnes’
voort. Abraham Kuyper, de leider der orthodox-
noemde haar ‘een bederf in het midden des lands geplaatst’. Tot aan
het begin van de twintigste eeuw bleven de confessionele
partijen het middelbaar onderwijs bestrijden.
Hoofdstuk I
-