Een gebouw dat blijft       Next (right). inhoudsopgave. gebouw.

Hoofdstuk I


bewijsvoering. Hij gaf dat zelf toe: 'De regering heeft zich daarom

niet zozeer te verdiepen in een onderzoek naar de motieven van den

gemeenteraad. Of de gemeenteraad handelde uit onvermogen, dan

wel of zij uit gebrek aan belangstelling geen gevolg gaf aan de

wenken van het schooltoezigt, een onderzoek daarnaar had voor de

Regering geen waarde.’ Verschillende kamerleden vroegen echter naar

harde bewijzen voor de stelling dat het onderwijs aan de Venlose HBS

niet deugde. De minister verwees hierop naar verschillende rapporten

van de inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, waaruit vele

vruchteloze pogingen bleken om het niveau der school te verhogen.

Uiteindelijk kreeg minister Six voldoende steun voor de over-

name van de Venlose HBS. Overtuigend was die meerderheid,

41 tegen 29 stemmen, echter geenszins. De kandidaat van Six

en Salverda, Steijns, werd vervolgens  bij Koninklijk Besluit van

12 juli 1880 benoemd tot directeur van de Venlose rijks-HBS.

Het is een opmerkelijke gang van zaken dat een menings-

verschil tussen de gemeenteraad van Venlo en de inspecteur

van het Middelbaar Onderwijs uiteindelijk de aanleiding was

tot overname van de HBS door het rijk.


Het belang van de Staat De kritiek in de Tweede Kamer was

ook terug te vinden in de Venlose pers. De minister, zo stelde

het Venloosch Weekblad, sprak al te vaak de schatkist aan als

het om het onderwijs ging. In dit geval voor een HBS die enkel

bezocht werd door kinderen van 'de meer gegoede liberalen’. De

hoge belastingen, die de vrijgevigheid van de regering mogelijk

maakten, moesten echter door iedereen betaald worden, ook

door 'den minderen man’.

Na de Tweede Kamer gaf de kwestie van de Venlose HBS

ook in de Eerste Kamer 'aanleiding tot wisseling van denkbeelden’.

Meerdere leden meenden, ‘dat wanneer de gemeente Venlo geen

belang stelt in het behoud eener instelling van middelbaar onderwijs,

dit geenszins de overname dier instelling door het Rij ten gevolge

behoort te hebben.’

De noodzaak van een middelbare school in Venlo vonden de

Haagse heren ook twijfelachtig; Roermond dat ‘slechts vier uren’

van Venlo verwijderd was, had immers ook een HBS; daar

moesten de Venlose kinderen maar naar toe gaan. Uiteindelijk

werd het standpunt van de minister toch overgenomen. De

Venlose HBS vervulde namelijk een streekfunctie en zij had

meer leerlingen dan de driejarige rijksscholen. Bovendien klopte

het wettelijk voorgeschreven aantal Rijks-HBSen nog steeds niet.

Er moesten vijf scholen met een vijfjarige cursus en tien met

een driejarige cursus zijn. Er waren echter tien scholen met een

vijfjarige en acht scholen met een driejarige cursus. Dus er

waren twee rijks-HBSen te weinig. Dit alles rechtvaardigde de

overname van de Venlose HBS door het Rijk.



-012-