Een gebouw dat blijft       Next (right). inhoudsopgave. gebouw.

Hoofdstuk I


contract op 27 februari 1886 door burgemeester Ch. Houben

en gemeentesecretaris P.J. Lienders namens Venlo onder-

tekend. Minister Heemskerk zette er zijn handtekening onder

op 13 maart.

De rijksbouwkundige Van Lokhorst kreeg al vóór de onder-

tekening van het contract opdracht om bestektekeningen en

een uitgewerkte begroting te maken voor de nieuwe Venlose

Rijks-HBS. Een en ander moest uiterlijk 10 mei 1886 op het

ministerie binnen zijn. Van Lokhorst stuurde ze echter pas

op 29 mei. De gedetailleerde begroting omvatte de kosten van

materialen voor metselwerk, steenhouwwerk, timmerwerk,

schrijnwerk (deuren en ramen), ijzerwerk en dergelijke. Het

schoolgebouw zou f 38.344,98 gaan kosten, het gymnastiek-

lokaal en de conciërgewoning samen f 9.943,08. Het afsluiten

en egaliseren van het terrein werd geraamd op F 1.544,00 en

voor onvoorziene zaken werd F 632,92 in reserve gehouden.

De totale kosten kwamen zo op F 50.464,99. De aannemer zou

ongeveer vijf procent winst mogen maken waardoor het eind-

bedrag rond de 53.000 gulden zou komen te liggen.


1.9 De HBS door de Kamer


In het kader van de behandeling van de Staatsbegroting voor

1887 door de Tweede Kamer kwam ook de bouw van de

Venlose HBS aan de orde. Als een onderdeel van artikel 110

werd er op 13 december 1886 over gediscussieerd. Volgens de

regering was de in gebruik zijnde HBS ‘slecht gelegen, vochtig,

bouwvallig en te klein. Er was geen gymzaal, tekenlokaal of

laboratorium voor natuurkunde; de privaten [waren] beneden

kritiek’. Tegen de overname van dit gebouw had de toenmalige

minister in 1882 al bezwaar gemaakt. Hierdoor was het onder-

houd van de school ten laste van de gemeente gebleven. De

stichting van een nieuw gebouw was echter onvermijdelijk om

aanvaardbaar HBS-onderwijs te garanderen. Venlo behoorde

naar vermogen mee te betalen. Aangezien de gemeente zich in

1880 alleen verplicht had om de bestaande lokalen af te staan,

kon niet geëischt worden dat zij de kosten van een nieuw

schoolgebouw voor hare rekening zou nemen’. Een verbouwing, die

aanvankelijk door de regering overwogen werd, was voor Venlo

onacceptabel. De onderhandelingen waren langdurig geweest en de

plannen waren vele keren veranderd. De ramingen der bouw-

kosten daalden hierdoor van 75.000 naar 65.000 gulden en

uiteindelijk naar 53.000 gulden. De gemeente, die als gevolg

van ‘financiële rampen’ aanvankelijk slechts twintig procent wilde

bijdragen, verbond zich tenslotte dertig procent van de kosten

te betalen tot een maximum van 15.300 gulden. Het bouw-

terrein kostte niets, aangezien het rijkseigendom was.


Kritiek in de Kamer Minister Heemskerk ontmoette aanzien-

lijke oppositie tegen zijn plannen om in Venlo een nieuwe

Rijks-HBS te bouwen. Vooral de Utrechtse afgevaardigde







-035-