Een gebouw dat blijft




Inleiding Om inzicht te krijgen in de bouwkundige en archi-

tektonische kwaliteit van de oude Rijks-HBS te Venlo dient men

te bedenken dat in de 2e helft van de negentiende eeuw er een

strijd woedde tussen de voorstanders van twee neo-stijlen.

Enerzijds het Neoclassicisme dat zijn vormentaal ontleende

aan de bouwkunst van de Griekse en Romeinse oudheid en

anderzijds de Neogotiek een romantische stroming die haar

vormentaal afleidde van de bouwkunst van de Middeleeuwen

en van de Renaissance.

In 1875 werd bij het Departement van Binnenlandse Zaken

de nieuwe afdeling Kunsten en Wetenschappen opgericht,

geleid door Jhr. mr. V.E.L. de Stuers, in wiens ogen de

verspreiding van kunstzin een regeringszaak was. Dit doel

meende hij o.a. te bereiken door de bouw van architectonisch

verantwoorde rijksgebouwen die een zekere idealiserende en

pedagogische uitwerking zouden hebben. De Stuers en de één

jaar later aangestelde rijksbouwmeester Dr. Cuypers en

de in 1878 speciaal voor onderwijsgebouwen aangestelde rijks-

bouwmeester J. van Lokhorst zouden gezamelijk vele decennia

een stempel drukken op de tot stand koming van vele over-

heidsgebouwen in een Renaissance stijl. Een architectuur

geïnspireerd op het Nederlandse bouwkundige verleden.

Een belangrijk aspect bij de tot stand koming van gebouwen

voor het onderwijs waren de geldende voorschriften. In 1879

werd een commissie ingesteld met als voorzitter M. Salverda en

als leden o.a. Dr. P. Cuypers en van Lokhorst. De commissie

had als taak voorschriften en regels vast te stellen voor de

bouw van scholen. In oktober 1879 was een uitvoerig rapport

gereed waarin o.a. werd geadviseerd dat:

1. de gangen 2.5 m breed dienden te zijn;

2. per leerling 1 m2 vloeroppervlak en 4,5 m3 luchtinhoud

aanwezig diende te zijn;

3. het buitenlicht 1/6 van het vloeroppervlak diende te bedragen;

4. maximaal 50 leerlingen in een lokaal mochten zitten.

Bij de vaststelling van het Scholenbouwbesluit in 1880 werden

deze eisen echter aanzienlijk afgezwakt. Zo werd het vloer-

oppervlak per leerling gereduceerd tot 0,8 m2, de minimale

luchtinhoud tot 3,6 m3 en het maximale leerlingenaantal per

lokaal vergroot tot 100. Opvallend is dat de Rijks-HBS door


De bouwplannen  1883-1889

Door ir. F.S van Dun

Next (right). inhoudsopgave. gebouw.

Hoofdstuk III

-049-