Een gebouw dat blijft       Next (right). inhoudsopgave. gebouw.

Hoofdstuk V

 

De verschillende soorten scholen moesten beter op elkaar worden

afgestemd. De commissie was zeven volle jaren bezig en

gedurende deze periode werden alle wensen naar verbetering van

een onderwijsinrichting steevast afgewezen met een verwijzing

naar de commissie die eerst haar rapport af moest hebben.

Het voortbestaan van de HBS als schooltype was namelijk

onzeker; er bestonden plannen om landelijk de HBS met het

gymnasium samen te voegen tot een lyceum. Het eindrapport

van de commissie verscheen in 1910, maar bleef drie jaren liggen

in de lade van minister van Binnenlandse Zaken, Th. Heemskerk

jr. Toen deze uiteindelijk met een wetsontwerp kwam om het

onderwijs te hervormen, viel het kabinet en vervolgens zorgden

de beslommeringen van de Eerste Wereldoorlog er voor dat

het rapport in de ijskast verdween.


Vierde poging  Burgemeester Van Rijn verzuchtte in februari

1909 dat 'alle pogingen om den cursus tot een vijfjarigen te

maken  zijn mislukt’. In augustus drong de plaatselijke commissie

van toezicht op het middelbaar onderwijs voor de zoveelste keer

bij het gemeentebestuur aan om een vijfjarige HBS-cursus op

te richten. Veel leerlingen gingen al naar de HBS in Rolduc of

Roermond omdat daar wel een vijfjarige cursus was. Boven-

dien werd Venlo volgens de commissie door steeds meer rijks-

ambtenaren gemeden als standplaats omdat er geen volledig

middelbaar onderwijs was voor hun kinderen.

Nu al zijn vorige initiatieven mislukt waren, gooide Van Rijn

het over een andere boeg. Als Venlo geen uitbreiding van haar

Rijks-HBS kon krijgen, zou de stad een eigen bijzondere HBS

oprichten met vijfjarige cursus. De inspecteur van het MO wees

dit plan echter ten stelligste af. Volgens hem was Venlo te klein

voor twee, elkaar beconcurrerende, hogere burgerscholen.

Bovendien was er een groot gebrek aan goede, bevoegde

leraren. Al met al vond Ten Bruggencate het Venlose plan

niet erg geschikt’. Ongetwijfeld dacht de minister er net zo

over. Het gemeentebestuur legde zich blijkbaar neer bij de

situatie en drong niet verder aan.


Verbouwing van de conciërgewoning  Het feit dat de conciërge-

woning tegen het gymnastieklokaal was aangebouwd, leverde

in 1909 klachten op van de conciërge. Tijdens de gymnastiek-

lessen drong er veel rumoer en ‘hinderlijke dreuning’ door in zijn

woning. Een en ander was normaal al zeer irriterend, maar

het werd onhoudbaar als een van de bewoners ziek te bed lag.

Tot en met 1907 was F. Mans conciërge en amanuensis geweest.

Blijkbaar had deze geen last gehad van de gymlessen. Omdat

het gymlokaal ook te weinig bergruimte had, stelde de rijks-

bouwkundige een verbouwing voor. De keuken en de slaap-

kamer die direct aan de gymzaal grensden, moesten bij de zaal

getrokken worden en als bergplaats dienen. De conciërge-

woning kreeg de verloren ruimte er bij door de aanbouw van

twee vertrekken van gelijke oppervlakte aan de voorkant.


-090-