Hoofdstuk V
Burgemeester Van Rijn herinnerde de minister bovendien aan
het contract uit 1836 waarin was vastgelegd dat Venlo eenderde
van de kosten van uitbreiding van de HBS zou bijdragen. Venlo
verklaarde zich opnieuw bereid dertig procent bij te dragen in
de kosten van de verbouwing. Als de regering het schoolgeld
verhoogde van dertig naar veertig gulden per jaar zouden de
exploitatiekosten volgens het gemeentebestuur tot 4760 gulden
beperkt kunnen blijven. Een verdere besparing kon bereikt
worden door de voorbereidende klas af te schaffen. Dit was
verantwoord omdat het lager onderwijs in Venlo in de laatste
jaren aanzienlijk verbeterd was. Van de overgebleven som
(3025 gulden) was Venlo bereid het grootste gedeelte voor zijn
rekening te nemen door middel van een jaarlijkse bijdrage van
2000 gulden. Volgens burgemeester Van Rijn kon het dan ook
geen financiële bezwaren meer hebben tegen de uitbreiding.
Er was geen enkele gemeente in Nederland met evenveel
inwoners als Venlo, die zich nog met een driejarige HBS moest
behelpen. De bouwkosten van de uitbreiding wogen niet op
tegen de baten voor ‘de ontwikkeling en de beschaving van de
bevolking van Noordelijk Limburg ‘
Ministeriële voorwaarden De minister toonde zich eindelijk
bereid de uitbreiding van de Venlose Rijks-
onder dezelfde voorwaarden als die aan Meppel en Winters-
wijk waren gesteld. De belangrijkste eis van de kant van de
regering was: 'de gemeente doet op hare kosten overeenkomstig
dezerzijds te stellen eischen de school verbouwen, waarbij op
vijf parallelklassen is te rekenen.’ In plaats van de destijds
overeengekomen dertig procent moest Venlo nu ineens de hele
uitbreiding betalen.
Bovendien zou de gemeente verplicht zijn te bouwen volgens
aanwijzingen van het rijk. Naast de bouw van een nieuwe
vleugel moest Venlo ook nog de inrichting voor zijn rekening
nemen. Inspraak kreeg Venlo niet. De minister van Binnen-
landse Zaken zou de plannen voor de uitbreiding leveren.
De uitvoering zou moeten gebeuren onder toezicht en ‘ten
genoegen’ van de rijksbouwkundige voor de gebouwen van
onderwijs. De door Venlo aangeboden bijdrage van 2000
gulden werd door de minister in dank aanvaard. Hij zou
proberen om gelden voor de verbouwing op de Staatsbegroting
voor 1913 te plaatsen. Als dit lukte, kon er al op 1 september
1913 een vierde klas aan de Venlose HBS worden verbonden.
De vijfde klas zou dan een jaar later volgen als de aanbouw
gereed was. Eventuele hulplokalen kwamen ook ten laste van
de gemeente. Op dit forse eisenpakket wenste de minister
binnen een week antwoord.
-