Hoofdstuk I
1.3 De Venlose HBS
De bouw van een nieuwe Rijks-
lijke resultaat van jarenlang onderhandelen tussen Venlo en
het Rijk. Het Venlose gemeentebestuur had al vóór 1878
plannen om een gedeelte van de voormalige vestinggronden
buiten de Gelderse poort te gebruiken voor parken, vijvers en
nieuwe openbare gebouwen, waaronder een HBS. Ofschoon
de gemeente 'alle mogelijke moeiten’ had gedaan om een geschikt
bouwterrein te krijgen van het Rijk, was dat niet gelukt.
De vestingterreinen waren namelijk eigendom van de Staat,
die ze wilde verkopen ‘ten meesten voordeele van de schatkist’.
De touwtrekkerij tussen Rijk en gemeente over de verkoop
der vestinggronden zou jaren gaan duren; in het geval van de
HBS tot 1887.
De Hogere Stadsschool De voorloper van de Venlose HBS was
de Hogere Stadsschool (zo genoemd sinds 1834) die in 1852
werd gehuisvest in een pand aan de westzijde van de Markt,
naast het stadhuis. Op 23 augustus 1865, twee jaar na
Thorbecke’s wet op het Middelbaar Onderwijs, besloot de
Venlose gemeenteraad de Hogere Stadsschool om te zetten in
een driejarige, gemeentelijke HBS. Hiervoor werd een Rijks-
subsidie verkregen van 4000 gulden per jaar. Het leerlingen-
aantal steeg in de daaropvolgende jaren van 29 in 1866 tot 83
in 1870. Hierdoor ontstond er echter plaatsgebrek in de slecht
onderhouden school. Juist in die periode (1870-
beroemdste leerling van de HBS, de latere priester-
prof.dr. W.H. Nolens, er zijn middelbare opleiding. Toender-
tijd werkten er veel buitenlandse leraren, aangezien Neder-
landers voor zo’n bescheiden salaris als dat in Venlo maar
moeilijk te krijgen waren. Ook zijn er aanwijzingen voor de
stelling dat de gemeenteraad liever katholieke buitenlanders tot
leraar aanstelde dan protestantse “Hollanders”. Onder de klas-
genoten van Nolens bevonden zich overigens nog vijf jongens
die priester werden, onder wie de latere bisschop van Roer-
mond, Laurens Schrijnen. De Venlose HBS had blijkbaar toch
niet zo’n anti-
beweerden.
Een duiventil Naast de slechte toestand van het gebouw was
het grootste probleem van de Venlose HBS in die jaren het
gebrek aan continuïteit in het lerarencorps. Als gevolg van
de genoemde slechte betaling door de gemeente vertrok
menige leraar naar elders waar meer verdiend kon worden.
Dr. A. de Sévaux, leraar moderne talen, meende zelfs dat hij
van alle onderwijzers in het Nederlandse middelbare onderwijs
het laagste salaris ontving; en dat al negen jaar lang! Begin
maart 1879 luidde de directeur dan ook de noodklok, aangezien
het lerarencorps van de Venlose HBS volgens hem op een
duiventil begon te lijken. De gemeenteraad, daartoe
-