Een gebouw dat blijft       Next (right). inhoudsopgave. gebouw.

Hoofdstuk I


Vreemd genoeg vroeg de minister pas in april 1880, dus

nadat deze zaak op de staatsbegroting was gezet, om nadere

informatie over het HBS-gebouw. Dit had hij, gezien de

slechte toestand van het gebouw, beter eerder kunnen doen.

De gemeenteraad zegde toe om onmiddellijk tekeningen en

inventarissen te sturen, maar of ze nog vóór het debat in de

Tweede Kamer bij Binnenlandse Zaken aankwamen is

onbekend.


1.4 Het debat in de Tweede Kamer


De overname van de Venlose HBS door het Rijk kwam op 4 mei

1880 in de Tweede Kamer aan de orde. Meteen werd duide-

lijk dat er fikse oppositie was tegen het plan van de minister.

Dat het beleid van het Venlose gemeentebestuur niet al te

gunstig werd beoordeeld, bleek uit meerdere opmerkingen van

kamerleden. Zo werd aan het begin van het debat opgemerkt:

‘Indien het eene deugd is van een gemeentebestuur om de lasten

die op de gemeente drukken, over te dragen op de schouders van

den Staat, dan verdient het gemeentebestuur van Venlo inderdaad

grooten lof'. De overname zou volgens meerdere kamerleden een

gevaarlijk voorbeeld vormen voor andere steden, die hun scholen

om de een of andere reden, zoals `bekrompenheid’ of ‘karigheid’

van het gemeentebestuur, van de hand wilden doen.


Venlo’s belang De handelwijze van het Venlose gemeente-

bestuur werd kritisch bekeken. De kamerleden vroegen zich af

of Venlo er financieel wel zo slecht voor stond. Was het belang

van Venlo wellicht 'de school als een kosteloos geschenk uit

de hand der regering te ontvangen’? Van de werkelijk belang-

hebbenden, de ouders van de leerlingen, was nog geen petitie

ontvangen. Als zij niets ondernamen, waarom moest de regering

dan wel handelen, vroeg menig kamerlid zich af.

In zijn eerste antwoord aan de Kamer stelde de minister

zichzelf twee vragen. Als het na meerdere vergeefse pogingen

niet gelukt was het onderwijs aan een gesubsidieerde school te

verbeteren, mocht de regering dan doorgaan met financiële

steun? De minister vond van niet en stelde zich vervolgens de

tweede vraag: mocht de regering een onderwijsinrichting waar

veel gebruik van werd gemaakt, laten verdwijnen omdat het

gemeentebestuur te weinig belangstelling toonde? Opnieuw

antwoordde de minister ontkennend. Het besluit om de HBS

over te nemen lag daarom voor de hand. En dat Venlo haar

plicht moedwillig verzaakte, werd door de minister betwijfeld:

'Ik geloof dat het zeer moeilijk zou zijn, om eene andere gemeente

te noemen, waar zoo vele bijzondere omstandigheden, als reeds

door mij vermeld werden, zouden zamenlopen, als thans in

Venlo het geval is.’ Het Venlose geval was zo uniek, dat het

voor andere steden niet als voorbeeld kon dienen. Daarnaast trok

de school leerlingen uit de hele regio aan en diende dus een algemeen

belang. Een zwak punt in het betoog van minister Six was zijn slechte



-011-