Een gebouw dat blijft       Next (right). inhoudsopgave. gebouw.

Hoofdstuk I


1.5 Verbouwen van de oude stadsschool of nieuwbouw?


De overname door het Rijk bracht geen oplossing voor de

problemen en conflicten binnen het Venlose onderwijs. Begin

1881 vroeg de minister nogmaals informatie over het gebouw

aan de westzijde van de Markt waar de HBS gehuisvest was.

Jonkheer mr. Victor de Stuers, hoofd-referendaris van de

afdeling Kunsten en Wetenschappen van het ministerie van

Binnenlandse Zaken, had zich al beklaagd dat er een school

was overgenomen zonder dat men op de hoogte was van wat

er door Venlo werd aangeboden. Blijkbaar was er nog steeds

geen onderzoek ingesteld naar het schoolgebouw dat nu rijks-

eigendom was geworden. De minister wilde bijvoorbeeld weten

of er een behoorlijke afscheiding was tussen de ‘speeltuinen’ van

de HBS en de in hetzelfde gebouw gehuisveste lagere school.

Door plaatsgebrek waren er echter in het geheel geen speel-

plaatsen aanwezig. De gemeenteraad deelde dit in zijn

antwoord aan de minister ook mee, evenals het gemis van

een conciërgewoning en de onbruikbaarheid der kelders, die

verpacht waren aan bier- en wijnhandelaren.

Het afstaan van lokalen van de lagere school, die in het-

zelfde gebouw gevestigd was, aan de HBS, zoals de minister

voorstelde, was onmogelijk en ook nooit ter sprake gekomen.

Het gemeentebestuur rook nu zijn kans en wierp voorzichtig

een lijntje uit bij de minister: ‘In de veronderstelling dat de localen

nu niet aan de eischen mogten voldoen en de regeering tot het

bouwen van eene nieuwe Rijks Hoogere Burger School zoude

overgaan, zoude het dan niet wenschelijk zijn er tevens een teeken-

& herhalingsschool aan te verbinden, in dat geval zal de gemeente

zich gaarne bereid verklaren hiertoe iets bij te dragen’.


Adviezen aan de minister De nieuwe directeur van de HBS,

Steijns, stelde zich achter het Venlose plan en adviseerde de

minister een nieuwe school te bouwen. Het leerlingenaantal

bleef namelijk stijgen: er hadden zich al twintig nieuwe leer-

lingen voor het volgende studiejaar aangemeld waardoor het

totaal zou uitkomen op 76. De lokalen waren voor dat aantal

te klein en bovendien was het meubilair verouderd. Een alter-

natief zou wellicht de (tijdelijke) ingebruikname kunnen zijn van

twee ruimten in het Groot-Arsenaal van het Venlose garnizoen

als teken- en gymnastiekzaal. Volgens Steijns zou het echter

‘verreweg het beste zijn, eene nieuwe school te bouwen’. Dit voorstel

werd gesteund door inspecteur Salverda, die het schoolgebouw

ook onvoldoende vond. Om genoeg ruimte te krijgen, was de

stichting van een nieuw gebouw het enige afdoende middel.

Salverda adviseerde de minister dan ook om nieuwbouw ‘in

zeer ernstige overweging te nemen’ . Voorlopig kon de inrichting

van enkele schoollokalen in het Groot-Arsenaal wel enig soelaas

bieden.

De rijksbouwkundige voor de onderwijsgebouwen, Jacobus

van Lokhorst, kreeg vervolgens opdracht van de minister om


-014-