Hoofdstuk I
gemoed te spelen. De beslissing moest worden herzien 'aangezien
de jeugd door het sluiten der school het meeste er onder te leiden
heeft.’ Tegelijkertijd informeerde Venlo bij het Geneeskundig
Staatstoezicht onder welke voorwaarden de armenschool
tijdelijk open mocht blijven. Het gemeentebestuur gebruikte
opnieuw geen argumenten, maar appeleerde aan het gevoel.
Veel kinderen dreigden immers de dupe te worden van de
afkeuring doordat ze verstoken zouden blijven van onderwijs.
Het gemeentebestuur meende zich schoon te wassen van alle
verantwoordelijkheid: 'want waarlijk het is onze schuld niet’.
De inspecteur voor het Geneeskundig Staatstoezicht liet zich
echter niet vermurwen: sluiting zonder enig voorbehoud was
onvermijdelijk. De verzekering van de gemeenteraad dat er
vóór 1883 een nieuwe lagere school zou zijn, werd door de
inspecteur ernstig in twijfel getrokken, omdat zoals reeds
vermeld op de gemeentebegroting geen enkele post voorkwam
die in verband stond met een nieuwe school. Hij concludeerde
dan ook enigszins ironisch: 'De uitspraak van de Raad van State zie
ik met vertrouwen tegemoet.'
De inspecteur zou gelijk krijgen want de Raad van State
constateerde dat Venlo in zijn adres aan de Koning niet eens
geprobeerd had de argumenten voor afkeuring van de school
tegen te spreken; het beroep was dan ook 'ten eenenmale
ongegrond'. Bij Koninklijk Besluit van 17 mei 1882 werd deze
beslissing overgenomen en officieel bevestigd.
Een ernstig verzuim Nog was het geblunder van de Venlose
gemeenteraad niet ten einde. In september 1882 was de armen-
school namelijk nog steeds niet gesloten. De minister van
Binnenlandse Zaken schreef een boze brief aan de Commissaris
des Konings in Limburg en eiste volledige opheldering over
deze vertraging. Burgemeester Mulder verklaarde dat de
lagere school pas op 31 augustus 1882 was gesloten, omdat het
Venlose gemeentebestuur in de stellige overtuiging verkeerde,
dat het Schooltoezicht de sluitingsdatum nog nader zou
bepalen en doorgeven aan Venlo. Toen het Geneeskundig
Staatstoezicht aangaf dat dit meteen had moeten gebeuren na
ontvangst van het Koninklijk Besluit hadden burgemeester en
wethouders de school onmiddellijk gesloten. De Commissaris
des Konings vond dat Mulder zijn gedrag voldoende gerecht-
vaardigd had. Zijn handelwijze kwam niet voort uit onwil,
maar uit onwetendheid of door een misverstand.
-