Hoofdstuk II
met ‘een nieuwsgierige', ging vooral tekeer tegen de hoge kosten
van het gebouw. Hierdoor was volgens hem de aanbesteding
op 16 augustus te Maastricht een fiasco geworden: de laagste
inschrijver zat nog 6000 gulden boven de begroting. De hoge
kosten werden vooral veroorzaakt door het voorgeschreven
gebruik van dure materialen, zoals Hollands rivierzand, Waal-
klinkers en Engels ijzer. In de directe omgeving waren echter
goedkope Limburgse stenen en zand van goede kwaliteit in
overvloed te vinden. ‘In het belang van ‘s Rijks financiën, én in het
belang der gemeente’ ware het volgens de nieuwsgierige beter
geweest 'een doelmatig en solide gebouw te hebben, voor zoo weinig
geld mogelijk’. Dat Binnenlandse Zaken van zulke kritiek kennis
nam, blijkt wel uit het feit dat het uitgeknipte artikeltje zich nu
nog in het archief van de rijksbouwkundige bevindt.
Volgens het bestek moest het schoolgebouw op 1 oktober
1888 klaar zijn, waarna het kon worden geverfd, behangen en
voorzien van leidingen en andere inrichtingen. Hierna was er
nog tot 15 juli 1889 de tijd om de gymnastiekzaal, de conciërge-
woning en de hekken en muurtjes te bouwen. De aannemer
zou alle gebouwen vervolgens tot 31 december 1889 in onder-
houd hebben. De staatsbegroting voor 1888 ging er overigens
abusievelijk vanuit dat het hoofdgebouw per 1 oktober 1888 in
gebruik zou kunnen worden genomen.
Bosman en Bossmann Met de aannemer of eigenlijk aannemers
Bosman en Bossmann, ontstonden al spoedig problemen. Op
de eerste plaats ondertekenden beide compagnons afwisselend
de stukken. De rijksbouwkundige vond dit zeer verwarrend en
wenste dat slechts één van hen optrad als de aannemer van de
HBS. Jan Bosman zou zich spoedig te Maastricht vestigen waar-
door Bossmann de leiding kreeg over de bouw van de Venlose
HBS en de persoonsverwisselingen ophielden.
Opzichter Schlieker en directeur Steijns bezichtigden eind
februari 1888 het oude meubilair van de HBS om te zien wat nog
bruikbaar was. Behalve drie kasten vond Steijns alle meubels
ongeschikt voor het nieuwe gebouw. Ongetwijfeld wilde de
directeur in zijn nieuwe school geen oude tafels en stoelen om
telkens herinnerd te worden aan de bouwval waar hij jaren les
had gegeven. Een opgave van het benodigde meubilair met
bijbehorende schetsen werd opgestuurd aan de rijksbouw-
kundige.
In april 1888 had opzichter Schlieker opnieuw navraag
gedaan naar de financiële toestand van aannemersbedrijf
'Bosman en Comp.’ en vernomen dat het in 1887 met verlies
had gewerkt. Hierdoor ontstond de vrees dat het geld dat het
Rijk aan Bosman betaalde, door hem gebruikt zou worden om
rekeningen te betalen die niets met de HBS te maken hadden.
-