Een gebouw dat blijft


Op 15 december 1885 stemden de Burgemeester en Wethouders

van de gemeente Venlo in om tot de bouw van een school

over te gaan waarvan de stichtingskosten F 53.000,00 zouden

bedragen. Zij verklaarden zich hiermee bereid de eigen bijdrage

van de gemeente van F 15.900,00, 30% van stichtingskosten, te

zullen accepteren.

Op 1 februari 1886 stuurde de minister nog enige laatste

bemerkingen op de ontwerpen aan de rijksbouwkundige en

vroeg wat de invloed hiervan zou zijn op de kostenramingen.

PJ.H. Cuypers bleef (gevraagd?) de plannen beoordelen

en wijzigingen voorstellen. Zo sprak hij in een brief van

15 september 1886, aan Jhr. B.W.F. van Riemsdijk, ingenieur

bij de afdeling KW, zijn tevredenheid uit over de wijzigingen

die op zijn advies in het ontwerp voor de Rijks HBS waren

aangebracht. Het ontwerp met kostenramingen werden dus

door velen bekeken en beoordeeld. Het uiteindelijke ontwerp

behorende bij de bestekstukken van 15 september 1887 is weer

anders als het ontwerp uit 1885.

Op de plattegrond is te zien dat de mogelijkheid voor de

aanbouw van nog een lokaal is weggelaten en dat de gang van

de linkervleugel van de plattegrond is verlengd zodat hij gelijk

werd aan de lengte van het gebouw. De belangrijkste veran-

dering is het trappenhuis aan de achterzijde van het gebouw.

De afgekapte vorm lijkt meer uit de rest van het gebouw voort

te komen en de functie van achteringang wordt duidelijker.

Er is in dit ontwerp meer ruimte voor de toiletten en de

centrale hal. De achterzijde van het gebouw is rustiger en

minder verdeeld door allerlei hoeken en uitsteeksels van de

Next (right). inhoudsopgave. gebouw.

Drie fasen in het draaien van de

hoekpartij: eerst werd de draaiing

ingetekend op een bestaande

plattegrond en uitgewerkt in

plan B. In plan A werd al wat

meer levendigheid gebracht door

een tussenerker te ontwerpen.

Tenslotte werd de ingangspartij op de hoek van de straat

ontworpen.

Hoofdstuk III

-055-