4.2 Van Lokhorst als Rijksbouwmeester
Vacature, sollicitatie en aanstelling Het ontstaan van een
vacature Binnenlandse Zaken voor een rijksbouwkundige
voor de onderwijsgebouwen, was het gevolg van het verande-
rende beleid van de overheid ten aanzien van de zorg voor de
rijksgebouwen. Vóór ca 1870 waren onderhoud en nieuwbouw,
zowel van de regeringsgebouwen in Den Haag als van de
gebouwen door het land die ressorteerden onder de verschillende
departementen, in de regel toevertrouwd aan personeel van
Waterstaat. Na 1870 ontstond in toenemende mate onvrede
met de wijze waarop Waterstaat zonder veel kennis van zaken
oude gebouwen onderhield en nieuwe gebouwen tot stand
bracht en gingen verschillende ministeries over tot het aanstellen
van eigen architecten.
Van invloed op deze ontwikkeling was de persoon van
Jhr.mr. V.E.L. de Stuers. In zijn beroemde en veel geciteerde
artikel 'Holland op zijn smalst’ hekelde hij de regering onder
andere over haar gebrek aan 'kunstzin’ bij de stichting van
nieuwe gebouwen.
In 1876 werd De Stuers vriend en geestesverwant P.J.H. Cuypers
in verband met de bouw van het Rijksmuseum te Amsterdam
benoemd als ‘Architect voor de rijksmuseumgebouwen’.
Direkt in 1876 al was het duidelijk dat de afdeling Kunsten en
Wetenschappen niet genoeg zou hebben aan één rijksbouw-
kundige. Met name in de sector onderwijs was grote behoefte
aan nieuwe gebouwen. In 1863 was de HBS opgericht.
Vreemd genoeg adviseerde De Stuers in eerste instantie aan
de minister om P.J.H. Cuypers, die al Architekt der rijks-
museumgebouwen was, ook te benoemen in de functie
van ‘Rijksbouwkundige voor de gebouwen van onderwijs’.
Ter assistentie van Cuypers zouden dan wel twee jonge
architecten aangesteld moeten worden. Dit advies van De Stuers
valt alleen te begrijpen wanneer men iets weet van de
achtergronden van de relatie tussen Cuypers en De Stuers. Beide
heren maakten in 1874 kennis als leden van het College van
Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst.
De Stuers was benoemd in dit college vanwege zijn, in
woord en geschrift betoonde, strijdbaarheid voor het behoud
van het nationaal cultureel erfgoed. Cuypers had als restauratie-
architect een grote kennis van de historische bouwstijlen.
De taak van het College bestond hierin dat het aan de
minister adviezen uit moest brengen 'ten aanzien van
de instandhouding van de monumenten van geschiedenis en kunst
en van de van rijkswege op te rigten of te herstellen gebouwen’
De Stuers moet in Jacobus van Lokhorst een ambitieuze,
veelbelovende en misschien onbedorven architect hebben
gezien, die geschikt was in de geest van zijn beleid en onder de
hoede van P.J.H. Cuypers de veeleisende positie van rijks-
bouwkundige, met name voor de gebouwen voor het onder-
wijs, te vervullen.
Hoofdstuk IV
-