en obligatie zuilen, pilasters, kroonlijsten en frontons.
inspireerde zich in zijn ontwerpen voor overheidsgebouwen
op de gotiek en op de baksteenarchitectuur van de vroege
Hollandse renaissance. Van de drie genoemde architecten
verwierven Cuypers en Peters zich direct grote faam als bouw-
kundigen in rijksdienst. Cuypers ontwierp het kostbare Rijks-
museum en Peters bouwde het monumentale Departement
van Justitie. De twee jaar later aangestelde Van Lokhorst bleef
meer op de achtergrond. Met een grote productiviteit ontwierp
hij voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken vooral rijks-
archiefgebouwen en universitaire laboratoria.
Het bij uitstek utilitaire karakter van Van Lokhorsts bouw-
opdrachten dwong hem te streven naar optimale bruikbaar-
heid. Zijn gebouwen onderscheiden zich door hun doordachte
indeling en bijzondere constructies. Vooral in de keuze van de
bouwmaterialen liet de architect zich leiden door de door
Cuypers gepropageerde principes van het rationalisme: in een
archiefgebouw zijn gewoonlijk de meest representatieve ruimtes
als vestibule en trappenhuis overspannen met stenen net-
gewelven, vindt men in het dienstgedeelte van het gebouw
stenen vloeren gedragen door ijzeren balken en treft men in het
vrijstaande magazijn een gedeelte vrijdragende ijzerconstructie
met roostervloeren aan.
De gevels van Van Lokhorst gebouwen zijn nooit met
ornament overladen. Ze zijn altijd opgetrokken in baksteen,
soms felrood, soms donkerder van kleur. Het metselwerk wordt
verlevendigd met lagen natuursteen of banden van geel-
geglazuurde baksteen.
In de geest van de 16de eeuwse renaissance is enig beeld-
houwwerk toegepast op constructief belangrijke plaatsen. De
dagkanten van vensters en deuren zijn over het algemeen,
door het gebruik van baksteen-
een profilering. Hun decoratieve waarde ontlenen de gevels,
en de gebouwen als geheel, vooral aan de losse groepering
van de bouwkundige onderdelen. Deze leidt dikwijls tot een
asymmetrische plattegrond en een vrolijk, afwisselend gevel-
silhouet en verleent aan Van Lokhorsts beste werk -
combinatie met de grote afwisseling die de architect steeds
aanbracht in de vormen van vensters, dakpartijen en schoor-
stenen een onconventioneel en pittoresk uiterlijk. Henri Evers
sprak in zijn handboek ‘De Architectuur in hare Hoofdtijd-
perken’, met betrekking tot Van Lokhorsts bouwtrant, van een
‘toevallige groepering der massa’ en een ‘soms ietwat onsamen-
hangend beeld’.
Bij het ontwerpen van zijn gebouwen liet Van Lokhorst
zich in hoge mate leiden door de wensen, die de toekomstige
gebruiker had ten aanzien van de indeling en inrichting.
De zeer afwisselende aanblik die de gevels van Van Lokhorsts
gebouwen bieden, hangt tevens voor een belangrijk deel samen
met het feit dat Van Lokhorst, in navolging van Cuypers’
ontwerpprincipes, bewust probeerde ongelijkvormigheid van
Hoofdstuk IV
De Venlonaar Jacob Willem Hubert Berden was twintig jaar oud, toen hij in 1881 als tijdelijk opzichter bij het bouwkundig bureau van J.A. van Lokhorst te
's-
Hij had in Venlo de stedelijke HBS door-
Kayser praktische ervaring opgedaan. Later werd hij directeur
van de Rijksschool voor Kunstnijverheid te Amsterdam (1899-
1923). Hij was van 1895 tot 1913 betrokken bij de restauratie van
het Muiderslot. Volgens de Nieuwe Venlosche Courant beweerde Berden in 1931 dat
hij destijds het ontwerp voor de Rijks-
Waarschijnlijk had Berden slechts
bedoeld te zeggen, dat hij in april 1886 namens Van Lokhorst in Venlo overleg voerde met
directeur Steijns over de nieuwbouw. Hij verzorgde toen ook de
opname van het bouwterrein.
Berden was een der samenstellers
van 'Saxa loquuntur' en hij schreef in 1906 het 'ln memoriam' over
Van Lokhorst in het tijdschrift 'Architectura'.
-